Wat bezielt toch de milieubeweging bij haar afwijzing van kernenergie?
Wat bezielt toch de milieubeweging bij haar afwijzing van kernenergie?
Anna Bramwell ‘Fading of the greens’
Stewart Brand ‘Whole Earth Discipline’
Spencer Weart ‘The Rise of Nuclear Fear’
Hans Rosling ‘Feitenkennis’
Wanneer je je dan serieus hebt verdiept in het onderwerp kernenergie, dringt zich vroeg of laat onherroepelijk de vraag op wat toch in hemelsnaam de milieubeweging bezielt in haar categorische afwijzing van de technologie die het probleem kan oplossen dat ze zelf agendeert.
Bramwell: de geel-met-rode paraplu die groen werd
Toen ik deze vraag voorlegde aan milieu- en landschapshistoricus Wybren Verstegen verwees hij direct naar het werk van Anna Bramwell. Hij bracht me wat later het boek ‘The fading of the greens’. Dat moest ik van hem maar es lezen. Bramwell, een Britse collega van Verstegen, heeft zich verdiept in de opkomst van met name de Europese groene bewegingen. Voor het Europese antinuclearisme is met name de opkomst in Duitsland van ‘de groenen’ van belang, en de rol die de ‘Burgerinitiative’ hierin hebben gespeeld, begin jaren zeventig. Uit de historische analyse van Bramwell blijkt dat het flink gerommeld heeft tussen een zeer bonte verzameling aan groepen, voordat deze zich uiteindelijk tot een coalitie konden verenigen onder een groene paraplu. Eén van de vele problemen daarbij was dat een deel van wat toen de Duitse milieubeweging was, uiterst rechtse, zelfs fascistische wortels had. Dat klinkt misschien vreemd in onze oren, maar van oorsprong komt het fenomeen van landschaps- en natuurbescherming eerder uit de conservatieve, rechtse, rijke bovenlaag dan uit de linkse, sociaal-democratische hoek. Andere groepen die in die tijd ‘voor het milieu waren’ hadden eerder een feministische of anarchistische signatuur. Bramwell beschrijft hoe de zogenoemde ‘Burgerinitiative’ hier een katalyserende werking krijgen. Deze ‘initiative’ zijn aanvankelijk vooral lokale belangengroepen die aandacht eisen voor een brede waaier aan lokale problemen, zoals oversteekplaatsen, verkeersoverlast, groenvoorzieningen etcetera. Er werd van elkaar geleerd en de politieke invloed groeide. De ‘initiative’ waren echt een middenklasse-ding, aanvankelijk nogal apolitiek. Het lukte echter de antikernenergiebeweging om de agenda steeds meer naar zich toe te trekken. En uiteindelijk lukt het om onder die paraplu het hele bonte scala te verenigen. Want hoe verschillend die groepen ook waren, ze hadden allemaal wel wat tegen kernenergie. De anarchisten vreesden ‘de Atoomstaat’, de pacifisten waren tegen Straus en de verdachten hem er van een atoombom te willen ontwikkelen, de antroposofen zagen in kernenergie het werk van de duivel. De antinuclearisten wisten dat spel goed te spelen: de paraplu waaronder men elkaar vond was eerder die sticker ‘Atomkraft nein danke’ dan dat ie groen was.
Brand: als goden zijn, daar MOETEN we goed in worden
De periode die Bramwell beschrijft, die dus uitmondt in wat zij de teloorgang van de groene beweging noemt, loopt maar tot ongeveer begin jaren 90. Er zit een gat met het volgende boek, dat in 2009 voor het eerst verschijnt: Whole Earth Discipline, van Stewart Brand, één van de nestors van de Amerikaanse milieubeweging, jarenlang de gangmaker van het alom gerespecteerde Whole Earth Catalogue (1968-1985) en ook bekend van onder meer The Media Lab (M.I.T.). Stewart Brand bevestigt de analyse van Bramwell voor hoe de milieubeweging er voor stond in de vroege jaren negentig. Ze verkeerde in crisis, leek irrelevant geworden. Want aandacht voor het milieu was in het westen min of meer geïnstitutionaliseerd geraakt, en voor verder opschuiven richting groene maatschappij leek bij een groot deel van de bevolking weinig animo. Maar Stewart Brand constateert dat in 2009 de milieubeweging weer helemaal terug is. Wat is er in de tussentijd dan gebeurd? Brand geeft zelf antwoord op die vraag: het klimaat, dat is wat er is gebeurd. De milieubeweging, stelt Brand, is de klimaatbeweging geworden. Een terechte koerswijziging, volgens Brand, maar één die direct ook de beperkingen blootlegt van van die beweging. Het klimaat, betoogt Brand, zou voor de milieubeweging dringende aanleiding moeten zijn een hele reeks dogma’s overboord te zetten die haar perspectief ongeloofwaardig maken, en die haar effectiviteit ondergraven. Kernenergie is één van de eerste knuppels die de oude nestor in het dogmatische hoenderhok gooit. Er volgen er meer: geoengineering, dichtbebouwde steden en genetische modificatie: de milieubeweging moet ophouden vanuit oude dogma’s te denken en inzien dat we niet de luxe hebben hele categorieën van oplossingen uit te sluiten. Of, zoals Brand het fraai stelt:
We zijn als goden en daar MOETEN we goed in worden.
Dit uitdagende motto geeft Brand aan zijn eerste hoofdstuk mee. En hij komt met wat ik nog steeds de meest rake verwoording vind van waar het ecomodernisme voor zou moeten staan als het om onze verhouding tussen mens, landbouw en natuur gaat:
It’s all gardening.
Met andere woorden: we moeten leren zorgdragen, en uit onze doppen leren kijken. Tuinieren is in de ogen van sommige natuurbeschermers een denigrerende aanduiding van natuurbeheer, maar als je doorvraagt, weten ze precies waar het om gaat. Als wij biodiversiteit willen behouden en herstellen, ontkomen we er niet aan. In het denken van Brand wordt de keuze voor kernenergie een vanzelfsprekendheid, omdat we er energie mee kunnen opwekken op een manier die niet alleen het landschap spaart, maar ook tegemoet komt aan de behoeften van een samenleving die grotendeels stedelijk is.
Weart: Angst als politiek wapen, succesvol ingezet met onbedoelde gevolgen
Maar als je alle goede argumenten voor kernenergie gehoord en gewogen hebt, zul je ontdekken dat er bij sommige mensen een donkere wolk blijft hangen: angst. Het is dan ook van belang die angst te begrijpen. Ook aan die angst zit een geschiedenis, en die wordt op indrukwekkende wijze uit de doeken gedaan in het boek van Spencer Weart. Het boek van Weart is niet een gewoon historisch exposé. Eerder is het een ideeëngeschiedenis die onverwachte inkijkjes oplevert in de psyche van generaties sinds het einde van de negentiende eeuw, een kantelperiode voor de westerse wereld, waarin zij bezig was zich aan de armoede te ontworstelen. Dit gaat gepaard met een waaier aan gedachten, die loopt van hoop en verwachtingen, tot de angst voor de onbekende wereld die de mensheid op zich af voelt komen. De angst voor de vooruitgang krijgt een gezicht in de figuur van de ‘waanzinnige geleerde’, die we nog steeds tegenkomen in superheldenfilms. Het thema is altijd dat deze ontspoorde geleerde sleutelt aan iets wat eigenlijk verboden terrein voor de mens is. Weart haalt het verhaal aan van de paniek die uitbrak toen de schrijver H.G. Wells een luisterspel over buitenaardse wezens die met hittestralen dood en verderf kwamen zaaien, op de radio zo realistisch wist te brengen dat in grote delen van het land paniek uitbrak. De voedingsbodem voor deze angst was gelegd met generaties van romannetjes, en de angst werd nu met uit de hand lopend succes geoogst door een getalenteerd radiomaker.
De stralingsangst is na de oorlog bijzonder effectief ingezet in het verzet tegen bovengrondse atoomproeven. De proeven verdwenen, de angst bleef rondzingen, in veel hoofden tot op de huidige dag.
En zoals dat gaat met angst, is het niet zo gemakkelijk om het uit te doven. Overheidsinstanties kunnen er vaak maar weinig tegen beginnen, omdat ze zelf niet vertrouwd worden door degene die aan de angst lijdt. En het helpt natuurlijk niet dat er nog steeds milieuorganisaties zijn die willens en wetens voortgaan met het verspreiden van deze angst. Want angst verkoopt, dat weten ook deze milieuorganisaties.
Vandaar dat het zo belangrijk is dat u deze boeken leest. Alleen met uw hulp kan die angst worden gedoofd, beetje bij beetje.
Rosling: Feitenkennis contra Malthus
Maar er zit nog een tweede, zo mogelijk nog dieper liggende ideologische knoop in het denken van veel groene ngo’s. Die knoop heet malthusianisme. Malthus was een Engelse dominee die aan het eind van de 18e en begin van de 19e eeuw de massale verpaupering zag waarmee de Engelse industriële revolutie gepaard ging. Malthus was de eerste het probleem van overbevolking op de agenda wist te krijgen. Overbevolking is de diep liggende angst van veel milieubeschermers. Angst voor overbevolking was precies de achterliggende reden dat in de jaren zestig in de V.S. binnen de in California machtige Sierra Club, een groene ngo, een richtingenstrijd plaatsvond tussen voor- en tegenstanders van kernenergie. Voorstanders zagen dat kernenergie kon voorkomen dat ecologisch belangrijke rivierdalen werden afgedamd. Tegenstanders zagen in kernenergie een oplossing die zou leiden tot meer welvaart, meer bevolkingsgroei, en uiteindelijk tot meer milieudegradatie. Dit is de logica van het malthusianisme, en ze lijkt haast onontkoombaar.
Het is te danken aan Hans Rosling dat ik het malthusianisme in mijn eigen denken definitief los kon laten. Het mooie is dat Hans Rosling het malthusianisme niet weerlegt op basis van ideologie, maar op basis van statistiek. Hans Roslings gaf gezondheidstatistiek aan een Zweedse universiteit, waarbij langzaam maar zeker tot hem doordrong dat zijn studenten binnenkwamen met totaal verkeerde denkbeelden over hoe het er in de wereld voorstaat, en hoe de wereld zich ontwikkelt. Hij ontdekte dat niet alleen zijn studenten de plank op dit punt finaal mis sloegen, maar ook de wereldleiders zoals die bijvoorbeeld in Davos bijeenkomen, haalden slechter scores voor zijn tests dan chimpansees dat zouden doen. In dit korte boekje laat hij overtuigend zien dat onze concepties minstens dertig jaar achter lopen bij de feiten. Het was zijn verhaal over bevolkingsgroei, en hoe dat werkt, dat mij er toe bracht de laatste restjes Malthus definitief bij het grofvuil te zetten. Zijn statistieken tonen namelijk ondubbelzinning aan dat toenemende welvaart niet leidt tot toenemende bevolkingsgroei, maar het juist extreme armoede is die extreme bevolkingsgroei in stand houdt. Malthus verwisselde oorzaak en gevolg. Als mensen bestaanszekerheid hebben, toegang hebben tot onderwijs en gezondheidszorg, een bestaan kunnen opbouwen, dan kelderen de groeicijfers, vaak al binnen één generatie. Het boekje van Rosling maakt duidelijk wat ons te doen staat: onze allerhoogste prioriteit zou moeten zijn om wereldwijd iedereen zo snel mogelijk uit extreme armoede te bevrijden.
Schone, betaalbare energie is daarbij hygiënevoorwaarde. Alleen op die basis valt er een verhaal op te bouwen waarin we ruimte kunnen creëren en behouden voor biodiversiteit en natuur. Vanzelf gaat dat natuurlijk niet. In de menselijke wereld komt niets ‘vanzelf’ tot stand. Behalve misschien de misère die er zeker zal zijn als we niet serieus gaan werken aan schone energie voor iedereen. Een strijd die zonder kernenergie tot mislukken gedoemd is.