Nederlandstalige boeken over kernenergie
Verschenen
Marco Visscher ‘Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie’
Ralf Bodelier ‘Lang leve de mens’
Marco Visscher: afpellen van de mythologie rond kernenergie
Wie een verhaal wil vertellen over de opkomst, ondergang en de terugkeer van kernenergie heeft de nodige klippen te omzeilen. Want weinig onderwerpen zijn zozeer ondergedompeld in mythologie als kernenergie. Het onderwerp kan, inmiddels vooral bij mensen van een zekere leeftijd, heftige emoties oproepen. En dan zijn er nog de klippen de technische complexiteit en de grote financiële belangen die gemoeid zijn met het afwijzen van kernenergie – het is al riskant om überhaupt van wal te steken…
Maar Visscher doet dat onbevreesd, nieuwsgierig en uitgerust met dat opmerkelijke vermogen om de zaak steeds weer vanuit verrassende invalshoeken te benaderen – om vaak tot andere opvattingen te komen dan de gangbare. Dat geldt overigens voor opvattingen van zowel voor- als tegenstanders.
Hoe zijn we in het discursieve ratjetoe terecht gekomen dat kernenergie nu vaak is in de politiek, bij de pers en in de milieu- en klimaatbeweging? Visscher laat zien dat het eigenlijk al direct mis ging. Niet alleen doordat de introductie bij het grote publiek van deze nieuwe energiebron bestond uit het het verwoesten van twee Japanse steden, maar ook door de arrogantie en geheimzinnigheid die de vroege ontwikkeling van civiele kernenergie omgaf. Visscher laat ook zien dat het zeker niet alleen anti-kernactivisten en de chronisch niet-begrijpende pers zijn die er voor gezorgd hebben dat kernenergie er nooit echt bij is gaan horen. Op cruciale momenten in de geschiedenis zien we invloedrijke figuren optreden die kernenergie tegenwerken in woord en daad. Telkens voegen zij weer een stukje toe aan de complexe mythe die decennium na decennium rond kernenergie wordt geweven. Een mythe die zich na drie roemruchte grote ongelukken met kerncentrales definitief in het collectief onbewuste gevestigd leek te hebben. Nog maar een paar jaar geleden leek kernenergie op een niet te overbruggen afstand te staan van het grote publiek.
Het is de verdienste van Visscher dat hij deze mythologie af weet te pellen, vaak door de narratieven naar hun wortels terug te volgen. Met humor en compassie en alles op zijn geheel eigen wijze. In dat proces stuit hij op inzichten die ook voor veel voorstanders van kernenergie nog vaak verrassend zullen zijn. Veel voorstanders weten inmiddels wel dat bij het ongeluk van Fukushima geen stralingsslachtoffers zijn gevallen. Maar weten zij ook dat de grote aantallen veronderstelde doden, die desondanks blijven rondzingen in het debat, voortkomen uit een rekenregel waarvan het toepassing onder omstandigheden zoals bij ‘Fukushima’ door deskundigen al sinds de jaren tachtig als ‘diep misleidend’ wordt bestempeld? Weten zij dat de Nobelprijswinnaar die deze rekenregel voor het eerst formuleerde, wetenschappelijke fraude pleegde in de aanvaardingsrede van de Nobelprijs die hij in 1946 ontving? Weten zij dat de nucleaire sector, in plaats van zich te verweren tegen de absurde veiligheidseisen die uit genoemde rekeneregel voortvloeiden, en die steeds verder voorbij de redelijkheid kwamen te liggen, liever maar de lucratieve facturen stuurde voor de peperdure projecten die de uitvoering van deze eisen met zich meebracht?
Visscher laat zien dat tot op de dag van vandaag er altijd wel iemand is die belang heeft bij het dwarsbomen van nucleaire energie. Verkopers van ideologie, populistische politiek, exploitanten van andere vormen van energieopwekking (of het nu gaat om zon en wind of fossiel) – er valt veel te winnen bij het belemmeren van kernenergie. Behalve natuurlijk voor het algemeen belang. Dat zou, zo laat Visscher ook zien, enorm gediend zijn met een brede acceptatie van kernenergie – in Nederland, Europa en wereldwijd.
De uiteindelijke boodschap van Visscher is helder. We kunnen het ons, met een groeiende wereldbevolking in tijden van klimaatverandering, domweg niet meer permitteren om een energiebron die in het verleden bewezen heeft landen in korte tijd van een schoon energiesysteem te voorzien, te blijven verketteren en zo fossiele bronnen in het zadel te houden. Misschien wel de grootste verdienste van het boek is dat Visscher deze belangrijke boodschap overtuigend onderbouwt zonder ook maar een moment drammerig te worden. Visscher neemt de lezer mee in zijn bootje over een woeste rivier vol stroomversnellingen, maar blijft vaardig de klippen omzeilen en weet uiteindelijk rustig vaarwater te bereiken waarin we weten dat we niet langer bang hoeven zijn voor een energiebron waarmee de mensheid uiteindelijk iedereen uit de armoede kan tillen, terwijl natuur en milieu hiervan zo gering mogelijke impact ondervinden.
Lees dat boek!
Bodelier: humanisme 2.0
“Een einde maken aan lijden en ziektes, dat klinkt prachtig", mijmert Cousteau. "Maar waarschijnlijk pakt het op lange termijn slecht uit. Als we dat proberen uit te voeren, brengen we de toekomst van de soort in gevaar. Het is vreselijk om dit te zeggen. Maar willen we de wereldbevolking stabiliseren, dan zullen we 350.000 mensen per dag moeten elimineren. DIt is zo verschrikkelijk om te bedenken, dat we het niet eens willen zeggen.”
Aan het woord is mijn jeugdheld Jacques Yves Cousteau, verscheidene decennia nadat zijn onderwaterdocumentaires nieuwe natuurwerelden voor mij openden. Maar nooit zonder de boodschap dat al dat moois op het moment van ontdekken al bedreigd werd door de mens. Bovenstaand citaat, dat Ralf Bodelier opdiepte uit het tijdschrift UNESCO Courier, stamt uit 1991. Het ademt de sfeer van duister pessimisme. Het soort pessimisme waarin ik al in de derde klas van de lagere school werd ondergedompeld door een ‘kwekeling’ die ons in de jaren zestig trakteerde op een dystopisch toekomstvisioen: een jong meisje ziet op haar achtste jaar voor het eerst in haar leven een levende vlinder – net lang genoeg om hem als gevolg van luchtvervuiling te zien sterven.
Voor Ralf Bodelier, auteur van Lang leve de mens, was het ene mevrouw Thirion, biologielerares, die in zijn jeugd de stem van het pessimisme was. Vijf decennia later is onze cultuur opnieuw gevangen in donker pessimisme dat, zo vermoed ik, in deze tijd een nog veel groter percentage van de mensen in zijn greep heeft dan destijds in de jaren zestig en zeventig.
Het zit diep in ons denken ingebakken dat pessimisme al snel voor diepzinnigheid wordt aangezien, terwijl optimisme gemakkelijk voor dommigheid wordt versleten. Maar Bodelier heeft met zijn optimistische ‘Leve de mens’ een diepzinnig en hoogst noodzakelijk boek afgeleverd. Als een wandelaar (de auteur houdt van lange voettochten) neemt hij ons mee door de tijd, en doet observaties over armoede en rijkdom. Om ons uiteindelijk indringend de vraag voor te houden hoe wij de mens zien: als plaag? Of als bron van creativiteit?
Zeker, zegt de auteur, de mens veroorzaakt problemen. Maar heeft diezelfde mens niet vaak laten zien dat hij in staat is een probleem, als het eenmaal is herkend, om het ook weer op te lossen? Zou dat misschien ook voor de klimaat- en milieucrisis kunnen gelden?
Bodelier ontdekt iets interessants. Hij laat zien dat de scheiding tussen optimisme en pessimisme dwars door alle grote morele stromingen van onze tijd loopt. Hij presenteert observaties die ons voor de vraag stellen aan welke kant van deze scheidslijn wij persoonlijk willen staan. En is ons pessimisme misschien ook gebaseerd op een systematische bias in hoe wij de wereld waarnemen?
Bodelier onderzoekt deze bias, en gaat op zoek naar tegenwicht. Hij troont ons mee langs basale feiten en inzichten die veel te weinig bekend zijn. De wandelaar ontwaart humanistische oerteksten in het bijbelse Genesis. Vergaapt zich aan nieuwe natuur in het hart van het Roergebied. Daagt jonge inwoners van Ndirande in Malawi uit om zichzelf eens te vergelijken met Rockefeller. Het leidt tot verrassende conclusies.
Mijn eigen malthusiaanse pessimisme heb uiteindelijk ik achter mij kunnen laten. Daarin speelden de inzichten van het werk van de Zweedse statisticus Hans Rosling een belangrijke rol. Maar Bodeliers boek confronteerde mij ermee hoezeer mijn bewuste leven doortrokken is geweest van dat zwartgallige malthusianisme. Bodelier laat zien waarom deze zwartgalligheid disfunctioneel en onwaarachtig is. Bovenal daagt hij de lezer uit zich af te vragen aan welke kant deze wil staan van de breuklijn die dwars door het hele spectrum van politieke overtuigingen loopt.
En hij laat zien dat het daarvoor de hoogste tijd is. Een must-read.