Changes for page JRC's Technical Assessment of Nuclear Energy
Last modified by Gijs Zwartsenberg on 2024/05/03 17:59
Change comment:
There is no comment for this version
Summary
-
Page properties (1 modified, 0 added, 0 removed)
-
Attachments (0 modified, 3 added, 0 removed)
Details
- Page properties
-
- Content
-
... ... @@ -1,8 +1,8 @@ 1 -**Joint Research Centre: "Kernenergie voldoet aan het 'Do no significant harm' 1 += **Joint Research Centre: "Kernenergie voldoet aan het 'Do no significant harm'-principe van de Taxonomie"** = 2 2 3 -Op 19 juni 2020 werd bekend dat de Europese Commissie aan haar eigen onderzoeksbureau, het Joint Research Centre, opdracht had gegeven om tot een oordeel te komen of kernenergie voldoet aan het zogenaamde 'do no significant harm' principle. Doel was om vast te stellen of kernenergie kon worden opgenomen in de EU's Taxonomy for Sustainable Finance. 3 +**Op 19 juni 2020 werd bekend dat de Europese Commissie aan haar eigen onderzoeksbureau, het Joint Research Centre (JRC), opdracht had gegeven om tot een oordeel te komen of kernenergie voldoet aan het zogenaamde 'do no significant harm' principle. Doel was om vast te stellen of kernenergie kon worden opgenomen in de EU's Taxonomy for Sustainable Finance.** 4 4 5 -Het Do no significant harm-beginsel ([[DNSH>>url:https://www.openriskmanual.org/wiki/Do_No_Significant_Harm_Principle]]) stelt (volgens de voorgestelde EU-verordening inzake duurzame financieringstaxonomie) dat: 5 +Het 'Do no significant harm'-beginsel ([[DNSH>>url:https://www.openriskmanual.org/wiki/Do_No_Significant_Harm_Principle]]) stelt (volgens de voorgestelde EU-verordening inzake duurzame financieringstaxonomie) dat: 6 6 7 7 Economische activiteiten die een substantiële bijdrage leveren aan de eerste twee doelstellingen (mitigatie van of aanpassing aan de klimaatverandering) moeten worden beoordeeld om ervoor te zorgen dat ze geen significante schade toebrengen aan alle resterende milieudoelstellingen 8 8 ... ... @@ -15,11 +15,11 @@ 15 15 16 16 Bijna een jaar later, op 19 maart 2021, verscheen het rapport van het JRC dat een duidelijk en ondubbelzinnig antwoord gaf op de gestelde vraag: kernenergie voldoet aan de gestelde criteria, in sommige opzichten zelfs beter dan andere CO2-vrije energiebronnen. 17 17 18 -Het rapport telt 387 pagina’s met een management summary van acht pagina’s. Het is dan ook een genuanceerd rapport dat recht doet aan de complexiteit van sommig eafwegingen. Het loont de moeite om van de management summary de ‘Main findings’ te lezen, waarvan hieronder een integrale Nederlandse vertaling is opgenomen, inclusief de belangrijkste afbeeldingen waarnaarindetekstverwezen wordt.18 +Het rapport telt 387 pagina’s met een management summary van acht pagina’s. Het is dan ook een genuanceerd rapport dat recht doet aan de complexiteit van het onderwerp. Wie het hele rapport leest, heeft daarmee een goede introductie tot een brede wetenschappelijke kennis over het onderwerp: het rapport is in veel opzichten een metastudie, een samenvatting dus van wetenschappelijke kennis uit veel verschillende disciplines. Het loont dan ook de moeite om van de management summary de ‘Main findings’ te lezen, waarvan hieronder een integrale Nederlandse vertaling is opgenomen, inclusief de belangrijkste afbeeldingen uit de hoofdtekst waarnaar de summary verwijst. 19 19 20 20 Veel aandacht gaat daarin naar een verantwoorde verwerking van het hoogradioactief afval, op een manier die voldoende zekerheden biedt dat toekomstige generaties en ecosystemen van dit afval geen significante schade zullen ondervinden. In de ‘Voornaamste bevinden’ maakt het rapport duidelijk dat hiervoor meerdere routes en opties bestaan, die nog verder ontwikkeld kunnen worden. Maar het rapport maakt óók duidelijk dat er onder wetenschappers brede consensus bestaat dat geologische eindberging een veilige en duurzame oplossing biedt voor het hoogradioactief afval. Letterlijk staat er: 21 21 22 -**Voor hoogradioactief afval en verbruikte splijtstof is er een brede consensus onder de wetenschappelijke, technologische en regelgevende gemeenschappen dat definitieve berging in diepe geologische opbergplaatsen de meest effectieve en veiligste haalbare oplossing is die ervoor kan zorgen dat er geen significante schade wordt toegebracht aan de mens leven en het milieu gedurende de vereiste tijdspanne**.22 +**Voor hoogradioactief afval en verbruikte splijtstof is er een brede consensus onder de wetenschappelijke, technologische en regelgevende gemeenschappen dat definitieve berging in diepe geologische opbergplaatsen de meest effectieve en veiligste haalbare oplossing is die ervoor kan zorgen dat er geen significante schade wordt toegebracht aan het menselijk leven en het milieu gedurende de vereiste tijdspanne**. 23 23 24 24 In onze uitleg van antinuclearisme zullen we laten zien dat deze brede consensus door tegenstanders van kernenergie al jarenlang systematisch terzijde wordt geschoven. Dit terzijdeschuiven ligt aan de basis van de claim van de antikernenergiebeweging dat kernafval een ‘onopgelost probleem’ zou zijn. 25 25 ... ... @@ -26,14 +26,20 @@ 26 26 Hier een link naar het volledige rapport van het JRC: 27 27 [[Technical assessment of nuclear energy with respect to the ‘do no significant harm’ criteria of Regulation (EU) 2020/852 (‘Taxonomy Regulation’)>>url:https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/business_economy_euro/banking_and_finance/documents/210329-jrc-report-nuclear-energy-assessment_en.pdf]] 28 28 29 -= Voornaamste bevindingen (vertaling van de ‘Main findings’, p. 11 tm 15 uit bovenstaand rapport)=29 += Voornaamste bevindingen* = 30 30 31 - Devergelijking van demilieueffectenvan verschillende technologieënvoor elektriciteitsopwekkingopdemenselijkegezondheiden het milieuleidt totde volgende hoofdbevindingen:31 +====== (*vertaling van de ‘Main findings’, p. 11 tm 15 uit het rapport) ====== 32 32 33 +**De vergelijking van de milieueffecten van verschillende technologieën voor elektriciteitsopwekking op de menselijke gezondheid en het milieu leidt tot de volgende hoofdbevindingen:** 34 + 33 33 — De gemiddelde BKG-emissies (broeikasgas) gedurende de levenscyclus bepaald voor elektriciteitsproductie uit kernenergie zijn vergelijkbaar met de waarden die kenmerkend zijn voor waterkracht en wind (zie figuur 3.2-6 van deel A); 34 34 35 -[[image:20220228 JRC - vertaling mgmt summary _html_f3c774aef9e58c1c.jpg||height="601" width="1098"]] — Kernenergie heeft een zeer lage uitstoot van NOx (stikstofoxiden), SO2 (zwaveldioxide), PM (deeltjes) en NMVOS (vluchtige organische stoffen niet-methaan). De waarden zijn vergelijkbaar met of beter dan de bijbehorende emissies van de zon-PV en windenergieketens (zie figuur 3.2-8 en -18 van deel A); 36 36 38 +(% style="text-align:center" %) 39 +[[image:Figure 3-2-6 JRC report.jpg]] 40 + 41 + — Kernenergie heeft een zeer lage uitstoot van NOx (stikstofoxiden), SO2 (zwaveldioxide), PM (deeltjes) en NMVOS (vluchtige organische stoffen niet-methaan). De waarden zijn vergelijkbaar met of beter dan de bijbehorende emissies van de zon-PV en windenergieketens (zie figuur 3.2-8 en -18 van deel A); 42 + 37 37 — Kernenergie is ook qua verzurings- en eutrofiëringspotentieel vergelijkbaar of beter dan zon-PV en wind (zie figuur 3.2-9 en -10 van deel A); 38 38 39 39 — Hetzelfde geldt voor zoetwater- en mariene ecotoxiciteit (zie figuur 3.2-11 van deel A); aantasting van de ozonlaag en POCP (potentieel voor de vorming van fotochemische oxidanten, zie figuur 3.2-19 van deel A); ... ... @@ -46,22 +46,27 @@ 46 46 47 47 — Waterverbruik: een algemeen kenmerk van elektriciteitscentrales die een specifieke thermische cyclus gebruiken om warmte om te zetten in mechanische energie (energie van de turbine) is de noodzaak van continue koeling. Hoewel het waterverbruik voor eenmalige koeling erg laag is, verbruiken technologieën die gebruikmaken van recirculatiekoeling, verdampingskoeltorens of vijverkoeling meestal een aanzienlijke hoeveelheid water om verliezen als gevolg van verdamping te compenseren. Het waterverbruik dat deze koeltechnologieën kenmerkt, blijft vergelijkbaar met het concentreren van zonne-energie en kolen, zowel voor recirculatie als voor vijverkoeling (zie figuur 3.2-7 van deel A). Tijdens de locatiekeuze moeten de beschikbare waterbronnen en de mogelijke milieueffecten van overmatig waterverbruik zorgvuldig worden geanalyseerd en moet een optimale oplossing worden geïmplementeerd. 48 48 49 -[[image:20220228 JRC - vertaling mgmt summary _html_584388e535a84189.jpg||height="544" width="698"]] 55 +(% style="text-align:center" %) 56 +[[image:Figure 3-2-7 JRC report.jpg]] 50 50 51 51 Naast de analyse van state-of-the-art levenscyclusanalyseresultaten, worden de impact van ioniserende straling op de menselijke gezondheid en het milieu (zie hoofdstuk 3.4) en de potentiële impact van ernstige ongevallen (zie hoofdstuk 3.5 van deel A) uitgebreid besproken. De bijbehorende belangrijkste bevindingen zijn als volgt: 52 52 53 53 — De gemiddelde jaarlijkse blootstelling van een burger, als gevolg van effecten die kunnen worden toegeschreven aan elektriciteitsproductie op basis van kernenergie, is ongeveer 0,2 microsievert, wat tienduizend keer minder is dan de gemiddelde jaarlijkse dosis als gevolg van de natuurlijke achtergrondstraling (zie figuur 3.4- 1 van deel A). 54 54 55 -[[image:20220228 JRC - vertaling mgmt summary _html_286baaf24ed1c241.jpg||height="478" width="698"]] 62 +(% style="text-align:center" %) 63 +[[image:Figure 3-4-2 JRC report.jpg]] 56 56 57 57 — Volgens de LCIA-onderzoeken (Life Cycle Impact Analysis) die zijn geanalyseerd in hoofdstuk 3.4 van deel A, is de totale impact op de menselijke gezondheid van zowel de radiologische als de niet-radiologische emissies van de kernenergieketen vergelijkbaar met de menselijke gezondheidseffecten van offshore wind energie. 58 58 59 59 — Mogelijk schadelijke effecten van ioniserende straling op professioneel blootgesteld personeel worden voorkomen door strikte stralingsbeschermingsmaatregelen, monitoring en beperking van beroepsdoses. Het ALARA-principe (as low as reasonably achievable) wordt ook toegepast om onderhoudswerkzaamheden aan fabrieken te optimaliseren voor het minimaliseren van de stralingsdoses van werknemers. 60 60 61 -— Met betrekking tot de blootstelling van het publiek bij ongevallen worden de sterftecijfers van ernstige ongevallen en de maximale gevolgen (doden) vergeleken in figuur 3.5-1 van deel A. De huidige westerse Gen II kerncentrales hebben een zeer laag sterftecijfer (≈5⋅10- 7 doden/GWh). Deze waarde is veel kleiner dan die welke kenmerkend is voor elke vorm van op fossiele brandstoffen gebaseerde elektriciteitsproductietechnologie en vergelijkbaar met waterkracht in OESO-landen en windenergie (alleen zonne-energie heeft een aanzienlijk lager sterftecijfer). 69 +— Met betrekking tot de blootstelling van het publiek bij ongevallen worden de sterftecijfers van ernstige ongevallen en de maximale gevolgen (doden) vergeleken in figuur 3.5-1 van deel A. De huidige westerse Gen II kerncentrales hebben een zeer laag sterftecijfer (≈5⋅10- 7 doden/GWh). Deze waarde is veel kleiner dan die welke kenmerkend is voor elke vorm van op fossiele brandstoffen gebaseerde elektriciteitsproductietechnologie en vergelijkbaar met waterkracht in OESO-landen en windenergie (alleen zonne-energie heeft een aanzienlijk lager sterftecijfer). 62 62 63 -[[image:20220228 JRC - vertaling mgmt summary _html_92bfe4ab78981d80.jpg||height="469" width="698"]] — Ernstige ongevallen met kernsmelting gebeurden in kerncentrales en het publiek is zich terdege bewust van de gevolgen van de drie grote ongevallen, namelijk Three Mile Island (1979, VS), Tsjernobyl (1986, Sovjet-Unie) en Fukushima (2011, Japan ). De kerncentrales die bij deze ongevallen betrokken waren, waren van verschillende typen (PWR, RBMK en BWR) en ook de omstandigheden die tot deze gebeurtenissen leidden waren zeer verschillend. Ernstige ongevallen zijn gebeurtenissen met een extreem lage waarschijnlijkheid maar met potentieel ernstige gevolgen en ze kunnen niet met 100% zekerheid worden uitgesloten. 71 +(% style="text-align:center" %) 72 +[[image:Figure 3-5-1 JRC report.jpg]] 64 64 74 +— Ernstige ongevallen met kernsmelting gebeurden in kerncentrales en het publiek is zich terdege bewust van de gevolgen van de drie grote ongevallen, namelijk Three Mile Island (1979, VS), Tsjernobyl (1986, Sovjet-Unie) en Fukushima (2011, Japan ). De kerncentrales die bij deze ongevallen betrokken waren, waren van verschillende typen (PWR, RBMK en BWR) en ook de omstandigheden die tot deze gebeurtenissen leidden waren zeer verschillend. Ernstige ongevallen zijn gebeurtenissen met een extreem lage waarschijnlijkheid maar met potentieel ernstige gevolgen en ze kunnen niet met 100% zekerheid worden uitgesloten. 75 + 65 65 — Na het ongeval in Tsjernobyl waren de internationale en nationale inspanningen gericht op de ontwikkeling van kerncentrales van de derde generatie, ontworpen volgens strengere eisen met betrekking tot de preventie en beperking van ernstige ongevallen. De inzet van verschillende Gen III-fabrieksontwerpen begon in de afgelopen 15 jaar wereldwijd en nu worden praktisch alleen Gen III-reactoren gebouwd en in gebruik genomen. Deze nieuwste technologische ontwikkelingen worden weerspiegeld in het zeer lage sterftecijfer voor het Gen III EPR-ontwerp (≈8⋅10-10 dodelijke slachtoffers/GWh, zie figuur 3.5-1 van deel A). De sterftecijfers die kenmerkend zijn voor state-of-the-art Gen III kerncentrales zijn de laagste van alle technologieën voor elektriciteitsopwekking. 66 66 67 67 — De gevolgen van een ernstig ongeval in een kerncentrale kunnen aanzienlijk zijn voor zowel de menselijke gezondheid als het milieu. Zeer conservatieve schattingen van de maximale gevolgen van een hypothetisch ernstig nucleair ongeval, in termen van het aantal dodelijke slachtoffers, worden gepresenteerd in hoofdstuk 3.5 van deel A en worden vergeleken met de maximale gevolgen van ernstige ongevallen voor andere elektriciteitsvoorzieningstechnologieën. ... ... @@ -98,7 +98,7 @@ 98 98 99 99 — Middelactief afval dat niet in bovengrondse of nabij bovengrondse voorzieningen kan worden gestort, moet op grotere diepte in geologische bergingsvoorzieningen worden gestort. 100 100 101 -— **Voor hoogradioactief afval en verbruikte splijtstof is er een brede consensus onder de wetenschappelijke, technologische en regelgevende gemeenschappen dat definitieve berging in diepe geologische opbergplaatsen de meest effectieve en veiligste haalbare oplossing is die ervoor kan zorgen dat er geen significante schade wordt toegebracht aan de mens leven en het milieu gedurende de vereiste tijdspanne**. De definitieve berging van verbruikte splijtstof en radioactief afval in een bergingsinstallatie voorziet in plaatsing in een systeem met meerdere barrières (ontworpen en natuurlijk) in een stabiele geologische formatie enkele honderden meters onder het maaiveld. De specifieke configuratie van de bergingsinstallatie hangt af van de kenmerken en het radioactiviteitsgehalte van het afval. De configuratie met meerdere barrières van de opslagplaats voorkomt dat radioactieve stoffen de biosfeer binnen de gestelde termijn bereiken. Omdat er geen radioactieve stoffen vrijkomen in de toegankelijke biosfeer, is er geen sprake van radiologische vervuiling of aantasting van gezonde ecosystemen, inclusief het water en het mariene milieu.112 +— **Voor hoogradioactief afval en verbruikte splijtstof is er een brede consensus onder de wetenschappelijke, technologische en regelgevende gemeenschappen dat definitieve berging in diepe geologische opbergplaatsen de meest effectieve en veiligste haalbare oplossing is die ervoor kan zorgen dat er geen significante schade wordt toegebracht aan het menselijk leven en het milieu gedurende de vereiste tijdspanne**. De definitieve berging van verbruikte splijtstof en radioactief afval in een bergingsinstallatie voorziet in plaatsing in een systeem met meerdere barrières (ontworpen en natuurlijk) in een stabiele geologische formatie enkele honderden meters onder het maaiveld. De specifieke configuratie van de bergingsinstallatie hangt af van de kenmerken en het radioactiviteitsgehalte van het afval. De configuratie met meerdere barrières van de opslagplaats voorkomt dat radioactieve stoffen de biosfeer binnen de gestelde termijn bereiken. Omdat er geen radioactieve stoffen vrijkomen in de toegankelijke biosfeer, is er geen sprake van radiologische vervuiling of aantasting van gezonde ecosystemen, inclusief het water en het mariene milieu. 102 102 103 103 — De veiligheid van diepe geologische bergingsinstallaties tijdens de exploitatie is mede gebaseerd op actieve monitoring en controle. De veiligheid op lange termijn van radioactief afval in de geologische berging, vooral na de sluiting ervan, mag niet afhangen van enige institutionele controle en moet gebaseerd zijn op inherente passieve kenmerken. Passieve kenmerken zijn onder meer kunstmatige en natuurlijke barrières die geen continue toevoer van actieve systemen vereisen (bijv. elektriciteit), noch periodiek onderhoud, vervanging van onderdelen of permanente bewaking vereisen. In het geval van een diepe geologische eindberging van verbruikte splijtstof en hoogactief afval, moeten de structuren van de faciliteit en de natuurlijke media hun insluitingsfuncties vervullen zonder tussenkomst van buitenaf en zo lang als nodig is. 104 104
- Figure 3-2-7 JRC report.jpg
-
- Author
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +xwiki:XWiki.gijs_zwartsenberg - Size
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +147.3 KB - Content
- Figure 3-4-2 JRC report.jpg
-
- Author
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +xwiki:XWiki.gijs_zwartsenberg - Size
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +103.9 KB - Content
- Figure 3-5-1 JRC report.jpg
-
- Author
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +xwiki:XWiki.gijs_zwartsenberg - Size
-
... ... @@ -1,0 +1,1 @@ 1 +153.1 KB - Content